Kwaliteiten   Gebreken
Kop
Niet zwaar, goed geproportioneerd, platte kruin, tamelijk breed, brede snuit; kop breder, korter en zwaarder bij de stier. Korte hoornen, horizontaal, opzij staand bij de stier, gekromd, vóór de kruin staand bij de koe.
Kop
Onvolkomenheden: plompe, langwerpige en smalle kop + muil.
Hals
Zwaar en horizontaal bij de koe, vol en buitenwaarts gebogen bij de stier.
 
Schouders
Flink gespierd, in harmonie met de omringende lichaamsdelen.
Bespiering van de schouders de poten, de voorpoten, en de opperarmhoeken bijzonder goed ontwikkeld bij de stier.
Schouders
Onvolkomenheden: vooruitstekende, ver uit elkaar staande schouders, bespiering onvoldoende.
Schoft
Brede, gespierde schoft, die samen met de hals-tenminste toch bij de koe- en met de rug in één rechte lijn doorloopt.
Schoft
Onvolkomenheden: smalle schoft, niet voldoende bespierd, slecht verbonden met de rug.
Bovenkant : rug en spieren
Horizontaal, breed en gespierd, vaak met groef in het midden van de rug, die kan doorlopen naar achteren, zeer sterke spieren.
Bovenkant : rug en spieren
Onvolkomenheden: zadelrug, te weinig bespiering, slechte aanhechting van de spieren, uitstekende ruggegraat.
Borstkas
Ronde ribben, dikke spierlaag achteraan de schouder, vooral dan bij het mannelijke-rund.
Voorste deel van de borst breed en gespierd, vooral bij de stier : fijne en soepele huid, halskwab weinig ontwikkeld.
Borstkas
Onvolkomenheden : platte, langwerpige ribben, voorste deel van de borst smal, dikke huid.
Buik
Kort en vol, de liesplooi loopt langs de zeer dikke pees in voorwaaste richting door.
Buik
Onvolkomenheden: dunne, holle, zwakke onderbuikswand.
Achterdeel (beenderen van het bekken)
Breed met verscholen, langwerpig, gebogen achterdeel, met goed ontwikkelde, zeer sterke bespiering, vooral bij de stier, de groef in het midden wordt ingenomen door het heiligbeen dat overgaat in de staart; deze aanhechting is duidelijk en voldoende los.
Achterdeel (beenderen van het bekken)
Onvolkomenheden: het achterdeel is niet voldoende lang, breed, gebogen, de bespiering is onvoldoende, zwakke en platte aanhechting van de staart.
Billen en dijen
Vol en bolrond gewelfd met duidelijke groeven tussen de spieren; van opzij gezien, aan de basis van de uitstekende delen van de heupbeeren, loopt het achterdeel in een cirkelboog via de billen door naar achteren, terwijl de billen over de kniegewrichten en de bijhorende pezen hangen. Wanneer men een stier van voren naar achteren bekijkt, lijkt de buitenlijn die langs de bovenzijde van de billen loopt, de vorm aan te nemen van een cirkel.
Billen en dijen
Onvolkomenheden : bespiering onvoldoende, te korte billen.
 
Staart
Ontwikkeling in verhouding tot een beendergestel, gemiddelde lengte, valt loodrecht. .
Staart
Onvolkomenheden: platte en zwakke aanhechting van de staart; te korte staart.
Ledematen en stand
Sterk en eerder fijn beendegestel, droge en soepele gewrichten, gave en stevige hoeven.
 
Ledematen en stand
Onvolkomenheden : grof beendergestel, stijve, logge, en zelfs gezwollen gewrichten.

VOORPOTEN :
• Van opzij gezien vormen de voorpoot, de knie en het pootgedeelte rond het pijpbeen één rechte zuil.
• Vooraan vormen de voorpoot en het pootgedeelte rond het pijpbeen een open hoek naar buiten, met aan de top de knie.

ACHTERPOTEN :
• Vooraan valt een denkbeeldig neergelaten loodlijn vanuit de uitstekende delen van de heupbeenderen op de uitstekende delen van de kniegewrichten.
• Van achteren gezien loopt het achterste lid parallel met het middenvlak van het lichaam.

KOTEN :
De lijn van de hoeven wordt doorgetrokken vanaf het kroonbeen tot aan de kogel. De koot is uiteraard rechter achteraan.
 

VOORPOTEN :
• Onvolkomenheden : de naar voren gerichte voorpoten, het rechtopstaand gedeelte van de voorkant, de naar achteren gerichte voorpoten, onderaan vooraan, de naar voren gerichte, krom naar buiten staande knieën.
• Onvolkomenheden : buitenwaarts gerichte poten (knieën te veel naar binnen); x-poten (knieën te veel naar buiten).

ACHTERPOTEN :
• Onvolkomenheden : het rechtopstaand gedeelte van de achterkant, de onderkant achteraan; de hoek van de kniegewricht is te open ( rechte kniegewrichten), te veel gesloten
( kniegewrichten met een elleboog).
• Onvolkomenheden: kromme of gesloten knieën en buitenwaarts gerichte poten, onx-benen.

KOTEN :
Onvolkomenheden : koot te weinig gebogen (rechte lijn met koten); koot te veel gebogen (onderkant of lengte met koten).

Uiers
Vierkante en symmetrische uier, middelmatig ontwikkeld, spenen goed verdeeld.
Uiers
Onvolkomenheden : afhangende uier, uier in de vorm van een fles (geite-uier): spenen te dicht bij elkaar.
 
Teelballen
Normaal volume.
Teelballen
Onvolkomenheden : te klein, gezwollen, afwezig (cryptorchisme), 1 teelbal in plaats van 2.